 
 
    
        Gepubliceerd in de rubriek, “Schrijf ons” Libelle nr. 19, mei 2010 (Die tijd is voorbij)
        
        Zij voelde zich zeer vereerd
    
        
        Dat ook bewoners van een verzorgingshuis eens volop in het leven stonden, daarvan ben ik mij niet altijd bewust. Er is soms iets voor nodig om dat tot me door te laten dringen.
 
 
 
    
        Onberekenbaar
    
        
        is de ruimte die krimpt en
        uitdijt al naar gelang onze
        bedrevenheid fantasie 
        
        om te zetten, zonder te 
        vatten wat er gebeurt, noch 
        te weten waar de grenzen liggen 
        
        van onze mogelijkheid tot creëren 
        en de vaardigheid tot maken,
        het schijnbaar onmogelijke
        
        tot leven te roepen, te laten zijn
        
        in de tastbare ruimte
        
        Joke van der Ark
        
 
 
    
        In het kader van mijn functie als vrijwilliger bracht ik een bezoek aan een nieuwe bewoonster. Het viel mij op dat zij prachtig keramiek had staan. Toen ik daar een opmerking over maakte vertelde zij, niet zonder enige trots, dat het haar eigen werk was. “Nee, nu maak ik niets meer,” antwoordde ze op mijn vraag of ze nog wel eens iets maakte. Maar ze genoot nog zichtbaar van het werk dat zij ooit met zoveel plezier vervaardigd had. Van haar dochter, die de hobby 
        
        
 
    
        van haar moeder overgenomen heeft, stond er iets heel moderns, dat ik ook heel  bijzonder vond. 
 
    
        Die mevrouw vertelde dat zij zich vroeger niet aan zulke 
        moderne dingen waagde waar ik uit kon opmaken dat ze dat 
        wel een beetje jammer vond.
    
        Telkens moest ik aan die mooie tastbare stukken terugdenken die ooit uit de fantasie of naar voorbeeld door vaardige handen gemaakt zijn. En drong het weer een tot mij door dat iedereen die in het huis komt wonen (of al woont) eens volop in het leven stond, een interessante baan en hobby had of zich om een druk gezin bekommerde. Daarom heb ik die mevrouw nogmaals een bezoekje gebracht en haar gevraagd of ik, voor het driemaandelijkse huisblad, iets over haar werk mocht schrijven en of ik daar dan foto’s bij mocht plaatsen zodat de andere bewoners ook van die mooie stukken konden genieten. “Ja”, zij ze, “ik voel me zeer vereerd”.